De Kloosterkooi is ontstaan in 1902 en werd gebouwd door Albert ten Klooster en zijn zoon Hendrik de Eerste. De kooi is groot acht hectare en telt zes vangpijpen, twee kooihuisjes, een kooiplas en een makhok. De kooi is een duidelijk voorbeeld van het Overijsselse type en ligt in de Weerribben net buiten Kalenberg.
Tegenwoordig eigendom van Staatsbosbeheer en kooiker is Wessel Wesseldijk. De kooi is momenteel niet actief en voornamelijk in gebruik als een bezoekerskooi. In het kooihuisje staat een maquette van de kooi en wordt het bezoek aan de hand hiervan uitgelegd hoe het vangen van eenden in zijn werk gaat.
Eendenkooien verrijken de taal
Tenslotte terug naar de allereerste zin van dit verhaal. De eeuwenoude eendenkooien verrijkten de Nederlandse taal met een aantal gezegdes. Wie tegenwoordig achter de schermen werkt, doet zijn werk liever in anonimiteit. De vreemde eend in de bijt is een wat zonderling figuur en met wie de pijp uitgaat, loopt het slecht af. Allemaal gezegdes die rechtstreeks uit het vocabulaire van eendenkooikers komen. De komen ongetwijfeld aan bod tijdens excursies van Natuurmonumenten en Staatsbosbeheer naar de eendenkooien in Weerribben-Wieden.
Hoe werkt een eendenkooi?
Een eendenkooi bestaat uit een vijver waarop enkele smalle sloten uitkomen. Dat zijn de vangpijpen. Tamme lokeenden spelen een cruciale rol bij de vangst. Ze lokken hun wilde soortgenoten de vangpijp in, waarna de kooiker met zijn kooikershondje achter de schermen vandaan komt. De wilde eenden schrikken van die actie en vliegen verder de vangpijp in. De kooiker verkocht de dieren vervolgens voor de consumptie.
Vangtechniek-eendenkooi