De Grote vuurvlinder – onmisbare bewoner van de Weerribben-Wieden, Rottige Meente en Brandemeer

Tekst en beeld: Susan Oosterlaar

Er ontstond grote opwinding onder de vlinderspecialisten-verzamelaars toen er in 1915 onder Scherpenzeel in de Rottige Meente in Friesland een vlinder was ontdekt die sterk leek op de soort die voor Engeland was beschreven als Lycaena dispar, maar daar was uitgestorven.

Ruim een eeuw later gaat het ook in ons land niet goed met ‘onze’ grote vuurvlinder (Lycaena dispar batava). Er is een aantal populaties in Noordwest-Overijssel en Zuidoost-Friesland. De Weerribben, De Wieden en de Rottige Meente vormden lange tijd de leefgebieden van de soort. Maar in De Wieden is er echter sinds 2007 geen populatie meer. Gelukkig is er bij Brandemeer in 2012 een nieuwe populatie waargenomen die dit verlies een beetje compenseert.

Bedreigingen

Het jaar 2018 was een warm en bijzonder jaar. Door het warme voorjaar vloog de eerste generatie al in de eerste week van juni en de tweede generatie volgde in de vierde week van augustus. Zowel in de gebieden Brandemeer, Rottige Meente als Weerribben is er een tweede generatie waargenomen. Dat bleek niet zo gunstig te zijn voor de populatie. Ten eerste was de vliegtijd korter, namelijk gemiddeld 29 dagen, terwijl dat bij de eerste generatie nog ongeveer 40 dagen was. Dat betekent minder eitjes en is de overlevingskans van de rups van de tweede generatie kleiner in het najaar omdat de waardplant, de waterzuring, verdroogt en er dan weinig voedsel meer te halen valt. Ook is de spreidingstijd van de rupsjes korter. Er zijn daardoor minder rupsjes de overwintering ingegaan.

Een grote rupssterfte in de maand augustus 2018 werd veroorzaakt door de sluipwesp Hyposoter placides. Normaal ‘prikt’ de sluipwesp de rupsjes in het najaar voordat ze de overwintering (diapauze) in gaan en legt zij haar broedsel in de rups om in mei-juni uit te komen. Nu was zij voor de tweede keer in het jaar erg actief en prikte volop. Zowel de rupsen als de wespen hebben in die warme zomer een geforceerde groei door gemaakt. Er was sprake van meer dan 50% geparasiteerde rupsen in augustus. Dat zorgde voor minder vlinders, de situatie werd zorgelijk. In 2019 en 2020 was er opnieuw een afname van het aantal eitjes. Tijd om extra maatregelen te nemen.

 

Beheer

Dat er elk jaar met spanning wordt afgewacht of de vlinder weer verschijnt, geeft wel aan hoe kwetsbaar men de situatie inschat. Er liggen vele plannen op tafel om het leefgebied robuust en geschikt te maken en/of te houden. De plannen om maatregelen te nemen ten aanzien van de gebieden Rottige Meente, de Weerribben en De Wieden zijn inmiddels voor een deel in uitvoering gebracht. Daarmee wordt een groter aaneengesloten en robuuster verspreidingsgebied gecreëerd.
Zowel Natuurmonumenten als Staatsbosbeheer proberen het gebied zo te beheren dat de kenmerkende flora en fauna zich kan handhaven en/of uitbreiden. Plannen voor de verdere ontwikkeling van de natuurgebieden omvatten onder andere:

  • Uitbreiding van de moerasgebieden door omvorming van een aantal omliggende polders, zodat er een groter aaneengesloten gebied ontstaat.
  • Versterking van de moerasverbinding tussen De Wieden, de Weerribben en de Rottige Meente om uitwisseling van vooral fauna, waaronder de Grote vuurvlinder, mogelijk te maken. Hierdoor wordt het ecosysteem robuuster en nemen de negatieve invloeden buiten de reservaatgrenzen verder af.

In de provincie Overijssel en Friesland zijn in 2020 extra monitoringprojecten opgezet om het verspreidingsgebied van de grote vuurvlinder beter in kaart te brengen. De uitkomsten waren niet geheel positief. Wel is er goed zicht gekregen in het voorkomen van de waterzuring, de nectarplanten en het afzettingsgebied van de eitjes, maar de aantallen waren niet spectaculair. Het aantal waarnemingen van de vlinder neemt nog steeds af. Het behoud van de Nederlandse grote vuurvlinder blijft dus een grote puzzel voor beherende en adviserende instanties.

Susan schreef er een boek over. Meer lezen: www.degrotevuurvlinder.nl